Vertrouw nooit iemand met een rot gebit.

Woest loop ik naar het café waar ik de man met het rotte gebit heb leren kennen. Enkele weken geleden stond ik daar nog zorgeloos te dansen met een knappe, lieve man. De man met het rotte gebit kwam op ons af en vroeg waarom we niet aan het kussen waren. “Kus elkaar nu toch gewoon!”

Dus kusten we.

De man met het rotte gebit zit zoals te verwachten iets te drinken aan de bar.

“Herken je mij nog?”, vraag ik dreigend.
“Op het eerste gezicht niet nee!”, zegt hij vrolijk.“Vorige week was ik hier met een man. Jij hebt gezegd dat we moesten kussen. We zijn nog geen twee weken verder en alles is alweer mislukt. Jij doet je voor als een mythische ziener, maar je bent niet meer dan een valse profeet.”
“Ik doe me als niemand voor, mijn meisje. Wat je ziet is wie ik ben, dat is waarom ik je zo kwaad maak. Ik ben een dronkenlap met een slechte mondhygiëne, dat is alles.”
“Maar ik heb een visionair nodig. Iemand die op de hoogte is van een hoger lot.”

De man met het rotte gebit schuift een barkruk naar achteren, doet het teken dat ik mag plaatsnemen.
“Wat zullen we drinken?”, vraagt hij.
Ik staar verdwaasd naar de flessen drank.
“Volgens mij moeten we Cynar drinken,” zegt hij feestelijk, “Cynar met een appelsientje!”

We klinken. Zijn ogen glinsteren, geamuseerd vraagt hij me wat er is misgelopen.
“Hoe meer ik date, hoe meer ik twijfel over mijn mentale gezondheid. Eerst is er een wilde romance, en dan is er niets meer. Zo gaat het altijd.”

De man met het rotte gebit is ingedommeld tijdens mijn bekentenis. Ik heb een orakel nodig en alles wat ik krijg is het gesnurk van een dronken man zonder tanden. Ik schud hem wakker, schreeuw in zijn oor: “Waarom blijft er altijd zo weinig over?”

De barman zet een liedje op om de sfeer in het café toch nog draaglijk te houden. Ik shazam het nummer; ‘Right down the line’ van Gerry Rafferty. Ik leg mijn gsm weg, wieg met mijn schouders tegen de man met het rotte gebit, dansen blijkt de enige manier om hem wakker te krijgen.

Hij zegt: “Jullie moderne mensen besmeuren elkaars bed met sperma, bloed en andere heerlijke lichaamssappen. Zodra het botst, gaan jullie elkaar uit de weg. Jullie hebben je laten wijsmaken dat liefde alleen iets constructiefs en positief moet zijn. Als je elk ongemak uit de weg gaat, blijft er inderdaad niets over. Liefde is kijken naar de vlekken die je achterlaat in het bed. Liefde is blijven liggen in ongewassen, stinkende, zweterige lakens.”

Een wit beestje kruipt in de grijze rasta’s van de man zonder tanden. Ik ben niet zeker of het een made of een luis is. Ik besluit dat het niet uitmaakt, en schuif mijn stoel dichterbij. Hij ruikt naar zweet, oorsmeer en takken. Al bij al, een heerlijke geur.

Deze column verscheen op 25/5/22 in De Morgen