In het museum zie ik mezelf enkele keren weerspiegeld. Tijdens de expo Museum in Motion in het Muhka kijk ik naar een heldhaftige vrouw die huilt. Het schilderij My Liberties (Blue) van Dorothy Iannone toont een eigen­zinnige versie van het vrijheidsbeeld. Een vrouw met een kroon triomfeert met een dildo in haar hand. Haar arm gestrekt, een traan rolt van haar wang. Vrije interpretatie: een vrouw die voor haar idealen vocht, maar helemaal geen zin meer heeft om een boegbeeld van de onafhankelijkheid te zijn. Ze wil niet langer het idee van de zogenaamde sterke vrouw belichamen. Te vermoeiend.

In de video-installatie Hommage à van Lili Dujourie kijk ik naar een vrouw die naakt op haar onopgemaakte bed ligt. Ze verveelt zich dood, waarom ligt er niemand naast haar? Lusteloos wacht ze op iets wat nooit lijkt te komen.

Op enkele tekeningen van Anne-Mie Van Kerckhoven kijk ik naar vrouwenlichamen die zich niet naar hun omgeving weten te voegen. Op een van de tekeningen staat een citaat van Nietzsche: ‘Aangenomen dat de waarheid een vrouw is.’ Een vrouw, in stukken verdeeld. Haar romp stijgt op, haar voeten op de vloer. Een andere vrouw ligt in foetushouding op de grond. De waarheid is een vrouw die zichzelf al knielend vasthoudt.

Naast de tekeningen hangt een schilderij van Anne-Mie Van Kerckhoven. Een vrouw met een rood gezicht laat haar tanden zien. Ze is woest, bloeddorstig.

Even later kijk ik naar het werk van Marlene Dumas. Vrouwen die ontvankelijk zijn, sensueel. Ze tonen hun oksels, hun borsten, hun vulva.

Het laatste kunstwerk dat ik zie, is van de kunstenaar Nicola L. Een beeld van een vrouw gemaakt uit een grijze kunststof, een soort van opblaasbare pop. De vrouw ligt op een matras, opgerold als een bolletje. Met haar reusachtige handen houdt ze zichzelf vast.

Het is verademend om te kijken naar beelden van vrouwen die schaamteloos zoeken naar hun verlangen, naar intimiteit, naar hun plaats op de wereld.

Wandelend door het museum denk ik aan mijn eigen zoektocht. De laatste jaren schreef ik columns over het feminisme, over vrouwenrechten, over het patriarchaat, over witte, heteroseksuele mannen, over quota, over MeToo. Wat heeft het me opgeleverd? Waar heeft het me gebracht? Wat is er veranderd?

Ik dacht dat ik moest strijden, dat ik me moest afzetten, dat ik sterk moest zijn, dat ik pasklare antwoorden klaar moest hebben, dat ik het juist moest doen, dat ik het goed moest kunnen uitleggen, dat ik mijn lusten en onmacht moest verbergen.

Hier in dit museum, in het gezelschap van de zoekende vrouwen, voel ik me thuis. Ik ben het, strijdend met mijn arm in de lucht huil ik. Ik ben het die in het lege bed van Lili Dujourie ligt. Met mijn hoofd aan de rand van het bed bonk ik op de vloer. Ik ben het, woest en bloeddorstig. Ik ben het die mezelf toon in al mijn sensualiteit. Mijn oksels, mijn borsten, mijn vulva. Ik ben het die opsplitst, mijn ledematen zweven door het huis. Ik ben het, die mezelf moet bedwingen om niet op de grond te gaan liggen en die opblaasbare pop te omhelzen.

Deze column verscheen op 15/10/22 in De Morgen.